Onze laatste uitstap op Zanzibar gaat naar het Jozani Forest. Hier kunnen we de endemische Zanzibar rode franje-apen spotten. Al na 10 minuten zien we de eerste troep. Wat verderop zijn we helemaal omsingeld; ze trekken zich van ons duidelijk niks aan. Ze blijven rustig van hun ontbijt van jonge blaadjes genieten.
Na het wandelingetje in het woud rijden we naar de mangrove, die we via een vlonderpad kunnen ontdekken. Zoals met alles hier op het eiland zijn we hier lang niet alleen; het is een beetje jammer dat het zo druk is. Onze gids probeert nog een vogel te lokken, maar er is te veel lawaai.
In de namiddag genieten we nog van de omgeving van de lodge. Ook op zaterdag hebben we nog ruim de tijd om te genieten, want we worden pas om 16u opgepikt en mogen ons huisje tot dan houden. ’t Is weer snel voorbij gegaan, maar het is nog eens bevestigd: een strandvakantie is niet echt ons ding! 😉
Vandaag gaan we op safari in de Menai Baai. We schepen in op een dhow, een lokale houten boot met een groot zeil. Dit exemplaar heeft ook een motor en een afdak tegen de zon. We zijn met 13 + 4 personen van de crew: een Duits koppel met hun gids, een Koreaans koppel, een Colombiaanse en een Braziliaanse (beide piloot op een stopover), 4 Fransen en een Britse.
De eerste stop is een zandbank, maar daar is niet veel te zien. Daarna varen we naar een rif, waar we gaan snorkelen: vele kleurrijke visjes. Het volgende rif is wat dieper; je zwemt hier precies in een aquarium.
Ondertussen is het tij opgekomen. We varen naar een lagune van een koraaleiland dat begroeid is met mangrove, waar we tussen zwemmen. Het water is warm hier en de omgeving is prachtig.
In 40 minuten rijden we van Stone Town naar het Fumba schiereiland. Dit ligt aan de Menai Baai, een beschermd marinereservaat. We logeren in de Fumba Beach lodge, een tropisch paradijsje aan het strand. Vanuit onze grote hut in het weelderige groen kijken we uit over de oceaan. De kleine elephant shrew, een soort van grote spitsmuis op hoge poten met een slurfje, scharrelt rond in het struikgewas. Als je ze wil zien moet je wel stil zijn, want ze zijn heel schuchter. Bij zonsondergang klimmen we in de grote baobab, waar men een platform heeft gemonteerd van waar je het schouwspel van het einde van de dag kan bewonderen. We zien de vissers van het nabije dorpje uitvaren. Als we terugkomen van het diner, spotten we bushbabies (galago’s) in de bomen rond onze hut.
Zanzibar is het kruideneiland. Een bezoek aan een spicefarm mag dus niet ontbreken. Volgens onze gids spreken we beter van een spice garden, want het is een soort demonstratietuin waar we ontdekken hoe verschillende kruiden (kruidnagel, peper, kurkuma, kaneel, kardemom, nootmuskaat, …) en tropisch fruit (jackfruit, papaya, ananas, mango, …) groeien. Een interessante wandeling die eindigt met een lokale lunch waar uiteraard vele van deze kruiden in verwerkt zijn: lekker!
Als we terug aan onze hut komen zit er een troep blue mokeys in de bomen rondom. Het zijn echte deugnieten, want als we even niet kijken is er eentje dat naar binnen glipt om een zakje suiker te stelen. Dat was waarschijnlijk niet de eerste keer, want hij wist precies waar hij moest zijn. In de namiddag lezen en zwemmen we wat en tegen zonsondergang vatten we post in de baobab met een fris Tanzaniaans pintje.
In Stone Town, het oude stadsgedeelte van Zanzibar stad, logeren we in het Emerson Spice Hotel, een schitterende koopmanswoning uit de tijd van de kruidenhandel. Het is er niet druk, dus we krijgen een upgrade naar een suite, een gigantische kamer met 2 balkons, vernoemd naar Katherine Hepburn, die hier echter nooit verbleef. En gelukkig is er ook airco, want het is hier tropisch heet. Op het dak van het hotel is een rooftop restaurant gespecialiseerd in vis, heel verzorgd en superlekker! Onze meest culinaire ervaring in Tanzania.
De volgende ochtend gaan we de oude stad ontdekken met een gids. We lopen door de smalle straatjes naar de versmarkt; een zeer levendige markt, waar de inwoners van Zanzibar stad hun inkopen doen; van geurige kruiden, groenten (o.a. gigantische avocados, meer dan dubbel zo groot dan bij ons), tropisch fruit, verse vis tot dode en levende kippen. Onze gids zegt dat hij liever een levende kip meeneemt, want hij eet ook graag de andere onderdelen van het beest (poten, …). Ernaast is er een winkeltje dat ook kippen verkoopt, maar dit zijn ingevroren exemplaren die uit Brazilië worden ingevoerd en die veel goedkoper zijn dan de inlandse kippen, de wereld op zijn kop… Maar volgens onze gids is de smaak navenant.
We bezoeken daarna de oude slavenmarkt. Hiervan blijven alleen de kelders over, waar vroeger de slaven werden ondergebracht alvorens ze werden verhandeld, als koopwaar dicht bij elkaar in benauwende omstandigheden. Een beeldhouwwerk van een Scandinavische kunstenaar moet de herinnering aan wat zich hier afspeelde in stand houden. Op de plaats waar vroeger zweepslagen werden gegeven staat nu een anglicaanse kerk. Een interessant museum vertelt de geschiedenis van de slavenhandel in Zanzibar.
Onze wandeling leidt ons nog langs verschillende historische gebouwen, zoals de douanepost, het huis der wonderen ( het vroege paleis van de sultan) én het geboortehuis van Freddy Mercury. Vele gebouwen worden echter gerenoveerd, waardoor ze niet te bezoeken zijn. De Faradhani tuinen aan de oceaan, zorgen voor wat afkoeling.
We lunchen bij het water in het Freddy Mercury Café, maar we hebben hier geen muziek van Queen gehoord… 😉 Daarna wandelen we nog wat door Stone Town, ondermeer langs het huis van de bekende slavenhandelaar Tipu Tip, maar ook dit wordt gerenoveerd momenteel. Via het mooie oude dispensarium banen we ons een weg door de massa, die staat aan te schuiven om de ferry naar het vasteland te nemen ( duurtijd 7u, met de catamaran slechts 1,5u). Voorbij de ferry terminal komen we bij de vismijn, waar de vissers hun verse vangst proberen te slijten.
’s Avonds eten we in het rooftop restaurant van de buren, wat eenvoudiger, maar ook lekker.
De vlucht naar het zuiden is een omnibus: eerst naar Dar Es Salam met tussenlanding in Zanzibar en dan met een klein vliegtuigje naar het grootste nationale park van Tanzania. Op deze laatste vlucht blijken we de enige passagiers te zijn: speciaal! Bij het landen zien we een groepje toeristen staan wachten op hun vlucht, het is hier duidelijk een pak minder bezocht dan het Noorden. We worden opgehaald met een open safarivoertuig en zien al een paar zwart-witte franje-apen de weg oversteken. Ons verblijf in Selous River Camp ligt op 10 minuten rijden van de ingang van het park.
We vertrekken meteen na de briefing op zonsondergang bootsafari. Achelos, een Griek die alleen reist, gaat met ons mee. Het is drukkend warm en in de verte komen donkere onweerswolken aandrijven. Onderweg zien we veel vogels, waaronder kleurrijke bijeneters die in de steile rivieroever hun nesten hebben en natuurlijk ook veel nijlpaarden die de hitte mijden in het koele water. Ook een paar nijlkrokodillen houden zich op in de buurt van de hippo’s. Een leuke start van ons verblijf in Nyerere, ofwel Selous Nationaal Park, wat de oude naam van dit park is.
De volgende morgen vertrekken we voor een volle dag safari. Achelos gaat met ons mee en onderweg pikken we nog een Duitse op, Nicole, die voor één dag en een nacht overkomt uit Zanzibar. De dieren (giraffen, impala’s, olifanten, wrattenzwijgen, zebra’s) zijn hier duidelijk schuchterder dan in het Noorden, waar ze de toeristen gewend zijn. Op de picknickplaats begint het te regenen. Eerst lijkt het een gewone bui, maar uiteindelijk is het een wolkbreuk. We staan onder een afdak, maar rondom ons staat alles blank. Omdat het blijft regenen, besluiten we door te rijden, terug richting kamp. Niet ver van de picknickplaats zien we drie natte leeuwen, schuilend onder een struik. Die zijn duidelijk geen fan van dit weertje. Langs de weg terug staat een kudde olifanten. Zij trekken zich niks aan van de regen. Aan het kamp is er vrijwel geen regen gevallen. Na een warme douche en droge kleren zijn we weer als nieuw.
De dag nadien doen we ’s morgens vroeg een korte wandelsafari, waar we interessante zaken te weten komen over de omgeving, maar verder is er niet veel te zien. Op de weg er naar toe kruisen we een kleine kudde buffels.
Na het ontbijt vertrekken we per boot voor een safari op de Rufiji rivier. Het eerste stuk is heel groen, maar buiten wat nijlpaarden in het water en wat vogels (bijeneters, wevers, ijsvogels, visarenden, watervogels) is er niet veel te zien. Maar dan komen we aan een meer, waar het landschap veel opener is. Buiten nijlpaarden en krokodillen, zien we hier buffels, giraffen en olifanten. Ook verschillende grote watervogels en meerdere visarenden. Het is hier prachtig. Terug in het kamp, blijken wij drieën nog de enige gasten en heeft men ons tafeltje voor het diner aan de rand van de rivier gezet. Na het lekkere diner nemen we afscheid van Achelos, die doorreist naar Kilwa aan de kust, waar hij een weekje vrijwilligerswerk gaat doen.
Onze laatste voormiddag in Selous genieten we nog wat van het uitzicht, alvorens we ’s middags terug een klein vliegtuig nemen naar Zanzibar.